vrijdag 16 maart 2012

De kraai wiens tijd het was

“Piek! Ik heb wat voor je!” Ik doe de deur open en er wordt me een kraai in handen geduwd. Het diertje beweegt amper, heeft wel de ogen open, maar protesteert op geen enkele manier. Dan is die ver heen. Het dier zat op de weg en de automobilist is gestopt en heeft hem meegenomen naar mij toe. We vermoeden dat hij is aangereden, alhoewel hij er niet gewond uitziet.
Ik pak een kooi en leg de kraai op een bedje van hooi. Contact maken lukt niet. Het draait hem steeds in z’n koppie waardoor hij zijn aandacht niet kan focussen. Ik ben in de kamer wat aan het rommelen en op een gegeven moment hoor ik een geluidje. Het blijkt de laatste adem te zijn.
Nieuwsgierig als ik ben, kijk ik of ik nu wel contact kan krijgen. In mijn beeld zie ik de kraai omhoog vliegen en steeds lichter worden, zowel qua kleur als energie. Ik wil met hem mee en volg hem omhoog. Maar het is duidelijk dat hij naar een gebied gaat waar ik niet heen kan. Ineens lopen de tranen me over de wangen: ik wil mee naar die vredigheid waarin hij zich begeeft!
Dan stopt de kraai, komt terug naar het niveau tot waar ik kon komen en zegt: “Het is jouw tijd nog niet!” “Maar het is daar zo mooi…” piep ik.
We raken aan de klets. De kraai vertelt dat hij inderdaad is aangereden. Ik vind het niet bij kraaien horen om zich te laten aanrijden. “De kou maakt onvoorzichtig,” excuseert hij zichzelf. We kletsen wat door, tot hij op een echte kraaienmanier zegt: “Zeg, ik hoef hier toch niet te blijven omdat jij niet mee kan?!” Nee, natuurlijk niet, dat is niet de bedoeling. Dus ik bedank hem voor het gesprek en hij vertrekt.
Ik zit aangeslagen op mijn stoel. Dat heeft er even flink ingehakt! Dan gaat de telefoon. Een vriendin belt om te vertellen dat ze er twee weken geleden is uitgepikt bij het bevolkingsonderzoek, er meerdere tumoren zijn ontdekt, alles razendsnel gegaan is en ze over vier dagen een borstamputatie krijgt. Ik vertel haar van de kraai en mijn wens om met hem mee te gaan. “Dat begrijp ik,” zegt ze, “Ik ben ook niet bang voor de dood. Maar het is mijn tijd nog niet.” Helemaal goed, dan blijven we allebei nog!!

dinsdag 6 maart 2012

De rat als compagnon

Door de overwinteringplek bij ons aan boord ben ik in contact gekomen met ratten (zie Bruine rat 1, 2, 3 en 4). Deze dieren zijn lang niet zo vrolijk als muizen en ik vraag hoe het komt dat zij veel zwaarder aanvoelen. Ze laten zien dat ze door de eeuwen heen de verschoppelingen zijn geweest: verstoten, geassocieerd met donker, luguber, vies en ziekte. Terwijl ze volgens eigen zeggen van oorsprong opruimers zijn, net zoals kraaien (Bruine rat 3).
Ik schaam me voor ons mensen als ik me realiseer wat we de bruine rat hebben aangedaan door hen zo te zien en kritiekloos de algemene opinie hebben overgenomen, zonder zelf na te denken.
‘Hoe kunnen we de rat in ere herstellen?’ vraag ik hen.
‘Wij hoeven geen connectie met mensen,’ is het antwoord. Het klinkt alsof het te laat is, maar daar hou ik niet van. Het is nooit te laat.
‘Kan ik iets doen?’ ga ik door. ‘Uiteindelijk lopen we hetzelfde pad,’ klinkt het mat en laconiek tegelijkertijd. Deze dieren weten dat mens, dier en natuur één zijn.
Ik ben van mening dat relatieherstel mogelijk moet zijn. Als wij onze leefomgeving schoon houden, hoeven de ratten niet zo dicht bij ons te komen, houden ze hun eigen habitat, blijft hun aantal zoals hun aantal hoort te zijn, kunnen de werelden naast elkaar bestaan en kunnen we de rat gaan waarderen. De rat als compagnon in het creëren van een schone wereld!

Als ik later internet erop nalees, zie ik bij Wikipedia bevestigd dat mensen zelf gezorgd hebben dat de bruine rat voor overlast zorgt door het afvalprobleem niet goed op te lossen.