donderdag 11 februari 2010

De slakken

Op een dag stelde ik een slak een vraag: ‘Hoe zijn jullie hier gekomen?’
En ik kreeg een opmerkelijk antwoord terug: ‘Wij zijn er gewoon.’
Het is nu een aantal maanden later en ik kan niet anders dan geloven dat de slak gelijk heeft: ze zijn er gewoon.
Een jaar of twee nadat we een tuin op ons schip hadden gemaakt, kwamen de eerste slakken bij ons op bezoek. Met huis en al kwamen ze door de raampjes naar binnen. Soms bleven ze met hun huis steken als de ramen op een kiertje stonden. Ik heb ze altijd vriendelijk buiten gezet.
Maar er zijn nu periodes dat ik (sporen van) naaktslakken zie. En dat gaat me echt te ver. Die dieren kunnen door elke kier en spleet, lijkt wel. Tijd voor een gesprek.
‘Wat doen jullie hier binnen?’ vraag ik de groep.
‘Wij leven. Wij eten.’ En ook deze groep slakken zegt: ‘We beginnen klein. Door eten groeien we.’
Ik gooi ‘m er maar meteen in en zeg: ‘Wij vinden slakken in ons schip vies.’
‘Dat is een standpunt,’ klinkt het rustig.
Met zulke slakken kun je geen oorlog voeren … Toch vertel ik ze dat ik het echt niet vind kunnen en dat ik ze echt niet binnen wil hebben. Maar ik begrijp ook dat ze niet zomaar een weg naar buiten kunnen vinden. Bovendien hebben zij er geen moeite mee hier binnen te zijn en is het dus niet hun probleem.
‘Ik ga jullie er toch uitzetten als ik jullie zie, winter of niet,’ zeg ik.
We nemen een aantal opties door. Momenteel is de grond bevroren en kan ik ze niet buiten zetten omdat ze geen plekje in de grond kunnen maken waar ze zich kunnen nestelen. Tot die tijd kunnen ze ervoor kiezen om zich niet te vertonen. De vuilnisbak vinden ze niet fijn. Ze houden niet van korrelige dingen. Het water vinden ze wel een optie. Als ze daarin gegooid worden, krijgt hun lichaam op een gegeven moment teveel water en worden ze één met het water. Het komt op mij over als een overvloeien van het een in het ander.
Ik zeg de slakken dat ik dat zal doen als ik er weer een zie. Maar ik benadruk dat het mijn voorkeur heeft dat ze verdwijnen. En zich alsjeblieft niet gaan voortplanten als het lente wordt.
Drie dagen na dit gesprek trof ik het kleinste slakje dat ik ooit gezien had. Het bevestigt het idee dat slakken er gewoon zijn en klein beginnen. Helaas zal dit slakje opnieuw moeten beginnen want ik heb me aan mijn woord gehouden …

zaterdag 6 februari 2010

De steenmarter (3)

Als ik weer contact zoek met de marter ontmoet hij me buiten, niet in de rijhal. In tegenstelling tot de vorige keer laat hij zich nu helemaal zien.
‘Hoe doe ik het?’ is het eerste wat ik hoor.
Ik val weer helemaal voor dit vrolijke dier en vertel wat ik van de pensioneigenaar gehoord heb. Ik vraag ook wat hij over haar weet.
De marter laat in een beeld zien dat haar energie heel rustig en zorgvuldig over het hele terrein uitwaaiert, tot in het uiterste puntje van de laatste wei. Ook hij ontkomt dus niet aan haar en daarom kent hij haar.
Ik heb tegenzin om hem aan te spreken over zijn mogelijke verplaatsing naar het huis. Daarom leg ik hem in beelden uit dat muizen en marters niet welkom zijn in het huis en op de deel. Dat is echt van de mensen, net als hun spullen. Er is ruimte genoeg buitenshuis. ‘Bovendien is de natuur jullie leefterrein,’ voeg ik toe.
We maken een uitstapje naar woonwijken, waar marters soms veel schade aanrichten. Ik zeg: ‘Ik weet dat alle diersoorten hun eigen tamtam hebben. Kun jij andere marters niet uitleggen wat wij hier samen besproken hebben?’ Deze marter vertelt dat het moeilijker voor marters is om in woonwijken te wonen. De mensen hebben zich veel toegeëigend en de werelden lopen daarom door elkaar heen.
‘Leven in woonwijken en huizen geeft veel meer stress voor marters,’ vertelt hij, ‘De natuur, de vrijheid is beter voor ons.’
‘Maar hoe kunnen mensen marters dan buiten houden?’ vraag ik hem. In één beeld begrijp ik dat het hetzelfde principe is als bij de muizen: ze nemen de ruimte die ze kunnen nemen. Ze zijn terug te dringen door gedachteafbakening. En ik zie ook in een razendsnel beeld dat tuinen vaak te netjes zijn, te weinig natuurlijke verstopplekken hebben.
Ik heb zo’n zwak voor dit dier dat ik hem vertel dat ik hem vreselijk leuk vind.
‘Ik werk goed mee, hè?’ reageert hij jolig. ‘Maar vergeet niet: ik kan vrij zijn. Ik ben een vrije marter, hè, zonder stadstress!’

En naar aanleiding van de opmerking van deze marter over gedachteafbakening, gaat een spiritueel creatieve geest weer huppelen met dit begrip.

vrijdag 5 februari 2010

De steenmarter (2)

Aan de eigenaar van de pensionstalling vraag ik of ze de marter nog gehoord heeft de laatste tijd en krijg dit antwoord:
“Ik moet zeggen dat ik hem persoonlijk inderdaad de laatste tijd niet veel heb gehoord in de hal. En ik hoor ook niet van mijn andere gasten dat ze hem nog veel gehoord hebben. Op zich is het ook niet zo heel erg daar ik veel van mijn gasten juist leer met vreemde geluiden om te gaan; dat ze er zelf niet van schrikken en daarmee hun paarden niet zelf bang maken. Maar goed, er zijn ook een paar dames die heel bang door hem zijn geworden en een poos niet meer durfden te rijden!!”
Dat is dus een heel mooie ontwikkeling. Minder mooi is dat ze gisternacht wakker werd van geluid op zolder. Ik zal hem gaan vragen of hij het was.
De vrouw vervolgde haar mail: “Ik vind het inderdaad niet erg dat hij bij ons woont en zal ook niet vragen of hij weg gaat. Hij mag hier vrij wonen en leven. Ik zou het wel heel waarderen als hij mijn gasten niet laat schrikken en mijn spullen niet te veel kapot maakt. Dan zal ik de rijhal niet proberen af te sluiten voor hem zodat hij er lekker kan blijven wonen en rennen, want daar zat ik wel aan te denken. Dus dat kan je hem wel vertellen. En ik zal aan de dames vragen of ze hem nog horen en ze vertellen dat als ze de hal in komen ze dan even hem aanspreken (en aan het eind bedanken als hij stil is geweest).”
Wederzijds respect …
“Grappig, ik bedenk me dat hij me ook al eens met een les heeft geholpen. Dame was bang voor hem; haar paard was een keer erg geschrokken. Ik met die dame aan het vertellen wat ze wel en niet moest doen om met zo'n situatie om te gaan. En net toe ik alles goed had verteld, maakte hij bescheiden lawaai. De dame schrok eigenlijk niet meer heel erg en het paard al helemaal niet. Alweer een goede ervaring, en het was net alsof hij had mee gewerkt. En als ik met de beginners bezig ben en hij maakte lawaai was het ook net alsof hij door mijn praten inderdaad stopte en dan hoorde ik hem de hele les niet meer. Bedank hem maar van me, zonder te weten heb ik dus ook contact met hem, alleen 'op mijn manier', onbewust ...”
Ik denk dat er heel veel mensen zijn die op hun eigen manier met dieren en de natuur om hen heen communiceren. Dat kan respectvol, zoals hier, maar dat kan ook destructief, geen ruimte latend. De een geeft er woorden aan, de ander ervaart alleen.